Heelal experiment opzetten, uitvoeren en concluderen

Pagina top navigatie elementen

Heelal

Experiment opzetten, uitvoeren en concluderen

Transcript

LEERKRACHT: Nou ik ben eh Vera IJssink en ik werk voor de Arabesk in groep eh 3-4. Nou waar ik mee ben begonnen is eigenlijk even een terugblik van eh de afgelopen dagen wat we hebben gedaan, even over de aarde gehad, hoe eh is ook alweer de aarde ontstaan, hoe ziet de aarde eruit, ehm hoe draait de aarde, eh hoe lang doet ie erover om bijvoorbeeld een rondje te draaien. Eh dat soort onderwerpen heb ik met de kinderen behandeld. En eh toen ben ik overgegaan op eh ja de vraag van nou, wat doen onderzoekers in de ruimte, hoe kunnen ze dat onderzoeken, en dat het voor ons best wel moeilijk is om eh ja, dat te onderzoeken wat er in de ruimte allemaal gebeurt. Maar dat we toch in de kring, samen met de kinderen, met kleine proefjes hebben geprobeerd om eh ja met hun eigenlijk te kijken van hoe werken nou de dingen in de ruimte als zwaartekracht, draaiing om te zon, eh ja dat soort dingen inderdaad.

LEERKRACHT: Nou luister, nou is het best lastig om het heelal te onderzoeken. Dat is heel moeilijk, omdat we er zelf niet zomaar even naartoe kunnen. Nou, weetje, er zijn onderzoekers die doen onderzoek want die willen weten waar is nou leven op welke planeet, en op welke planeet niet. En nou gaan wij vandaag ook een soort onderzoekje doen. We gaan niet met zijn allen de ruimte in, want dat kan niet…
LEERLINGEN: Nou…
LEERKRACHT: Maar we kunnen hier wel een onderzoekje doen. Nou jongens en meisjes, ik heb hier touwtjes, en die touwtjes die zijn allemaal van verschillende lengtes. Ik heb hier een heel kort touw. Ik heb  een touwtje die wat langer is. En nog een touwtje die enorm lang is. En nou gaan wij daar een proefje mee doen. En het staat al op het bord: waarom draait Mercurius sneller om de zon dan Pluto? Dat is de vraag die erbij hoort. Je moet je voorstellen: aan het touwtje hangt een planeet, dus de plakbandrol is een planeet, kijk maar eens hoe snel die draait. Oké.
LEERKRACHT: En nou ga je rondjes draaien, ja, en kijk eens wat die planeet doet. Hoe snel die rondjes draait. Oké, dankjewel, leg maar neer. Nou gaan we nog een langere touw nemen. Dat is deze. Jop? Ga maar staan, en ga hem helemaal… goed zo. Kijk eens hoe snel die gaat, of hoe langzaam die kan draaien. Goed zo. Dankjewel Jop. Gaan we naar de laatste. Hier zit namelijk ook een planeet aan en dan moet ik iemand, Kaj jij bent best wel groot, kom maar eens want ik heb een lang iemand nodig. Pas op dat ie niet tegen je knieën aankomt, probeer nou deze ook eens, van je af, rechte arm. Probeer eens rondjes te draaien met deze. Hé, kijk nou eens hoe snel die kan draaien. Dankjewel Kaj. Geef hem maar aan mij. Nou heb ik aan jullie de vraag: bij welk touw kun je de planeet het langzaamste draaien? Was dat het lange touw, het touw ergens wat er tussenin zit of het korte touw? Bij welk touw kan je de planeet het snel.. of eh… wat zeg ik nou? Het langzaamste draaien? Robin.
LEERLING: Kortste.
LEERKRACHT: De kortste? Dus jij zegt bij de kortste draait ie het langzaamste. Nou gaan we nog een keer testen. Ik neem de kortste en ik neem de langste. Hier draait ie zo, een rondje, twee rondjes heeft die er gemaakt, drie rondjes. En nou deze. Een, twee, drie, vier, vijf zes… ik hoor Robin ‘oh ja’ zeggen. Robin waarom zeg je ‘oh ja’?
LEERLING: (…) ik had ze even in mijn hoofd omgedraaid.
LEERKRACHT: Waar moest je heel snel draaien? Jess.
LEERLING: Eh.. de korte.
LEERKRACHT: De korte. Kunnen we kijken, klopt dat, moesten we die snel draaien? Ik kan niet veel langzamer dan dit. Hij gaat vanzelf bijna, ik moet wel een klein… hij moet gewoon snel draaien. Dan ben ik van jullie benieuwd, welke planeet draait dus het snelst? Is dat Mercurius… oh nee, weet je wat, welke planeet draait dan het snelst, is dat degene die aan het lange of het korte touw zit? Jeske.
LEERLING: Het korte touw.
LEERKRACHT: Het korte touw. Nou ben ik heel benieuwd: is dat dan de planeet die het dichtst bij de zon staat, of de planeet die het verst van de zon af staat? Welke draait… is dat dan, want de ene heb ik Mercurius die zit hier, of is dat dan de planeet die het verst van de zon af staat? Sofie, wat denk jij?
LEERLNG: Pluto.
LEERKRACHT: Wat zeg je?
LEERLING: Pluto.
LEERKRACHT: Pluto zeg jij al. Dus jij zegt: dan is dit Mercurius, die staat dicht bij de zon, en die draait sneller, en jij zegt dit is dan Pluto, want Pluto staat heel ver weg en draait dus veel langzamer. Wat kan je nou vertellen tussen het verschil of een planeet dicht bij de zon staat, of een planeet die ver van de zon, wat kan je nou over de draaiing vertellen? Marijn, probeer het eens.
LEERLING: Om.. Mercurius ligt het allerdichtst bij de zon en dat betekent dat je maar een heel klein stukje moet draaien.
LEERKRACHT: En draait ie dan snel of langzaam?
LEERLING: Snel.
LEERKRACHT: En Pluto?
LEERLING: Die draait echt helemaal heel lang.

Omschrijving

De leerkracht laat aan de hand van een onderzoeksvraag een experiment zien. De leerlingen verwoorden wat ze zien gebeuren en beredeneren wat het antwoord op de onderzoeksvraag is. Lees hier tips voor hoe je als leerkracht via taal tot beantwoording van onderzoeksvragen kunt komen met je leerlingen.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Heelal

Kijkwijzer

1) Observeer de kinderen in dit fragment. Zie je hoe het proefje taal uitlokt bij de leerlingen (bijvoorbeeld vanaf 3:43)? En zie je hoe de leerkracht ingaat op taaluitingen en de leerlingen stimuleert hun gedachten (verder) te verwoorden?

2) Zie je hoe de leerkracht in dit fragment met een simpel proefje tot beantwoording van een complexe onderzoeksvraag komt (vanaf 4:19)? Ze gebruikt hierbij taal als middel en ondersteunt de handelingen (het proefje) met taal.

3) De leerkracht vat, in het begin van het fragment, regelmatig antwoorden van kinderen samen en breidt antwoorden uit (bijvoorbeeld 4:53). Zie je hoe ze, naarmate het fragment vordert, de kinderen meer samen laat vatten in plaats van dat ze dit zelf doet (bijvoorbeeld 5:07). Waarom zou ze dit doen?

Opdracht
In dit fragment stelt de leerkracht de onderzoeksvraag op. Bespreek met elkaar hoe je de leerlingen tot (onderzoekbare!) onderzoeksvragen kunt laten komen. Welke rol speelt taal hierbij? En wat zou het voordeel zijn van eigen onderzoeksvragen laten formuleren door de leerlingen?

lesfasen